Jean-Marc Bosman ziet de situatie in de huidige voetballerij met lede ogen aan. De oud-voetballer, bekend van het Bosman-arrest, kreeg het in 1995 voor elkaar dat voetballers voortaan geen eigendom meer van clubs waren en na afloop van een contract zonder transfersom naar een andere club konden overstappen. "Alles is meer dan ooit een kwestie van geld, macht en politiek geworden", aldus Bosman.
Clubs willen tegenwoordig voorkomen dat spelers gratis de deur uit lopen en daardoor zijn contracten belangrijker geworden. Voetballers worden langer vastgelegd en de salarissen stijgen. Clubs proberen elkaar af te troeven door de opgeworpen ontsnappingsclausules te lichten, zoals afgelopen zomer is gedaan bij bijvoorbeeld Neymar, die Barcelona voor 222 miljoen euro inruilde voor Paris Saint-Germain.
"Ik krijg daar vaak de schuld van", zegt Bosman in gesprek met het NRC. Het zijn de clubs, de FIFA en de UEFA die het zo uit de hand hebben laten lopen: zij hebben het idee van spelers als handelswaar geherintroduceerd, zegt Bosman. "We zijn eigenlijk weer teruggegaan naar hoe het was. Voetballers worden gezien als varkens die je kunt verhandelen."
"Het systeem is nu volledig gebouwd op de rijkste clubs die de beste spelers ter wereld in handen hebben, daarmee is niet meer te concurreren. En iedereen sluit zijn ogen", vervolgt de Belg, die wijst naar de internationale voetbalbonden. "Ik houd van voetbal en ik heb gevochten voor de rechten van spelers en er een hoge prijs voor betaald, maar de sport lijkt op. Nu is het 222 miljoen, wat zal het volgende transferbedrag zijn? Een miljard? Is dat logisch? Ik vind van niet."