Waar Jong Ajax en Jong PSV al een tijdje meehobbelen in de Jupiler League, is Feyenoord er geen voorstander van om de beloftenploeg in te laten stromen in deze competitie. Technisch directeur Martin van Geel ziet liever de beloftencompetitie van weleer terugkeren, waarin alle beloftenteams op maandagavond in actie kwamen. Volgens Van Geel is het niet bewezen dat er meer talenten doorbreken in de hoofdmacht van de topclubs en is hij van mening dat de andere clubs in de Jupiler League benadeeld worden door de sterke spelers die bij Eredivisie-clubs ingezet kunnen worden.
Jaren terug kwamen de beste beloftenteams op maandag in actie. "Eerlijk is eerlijk. Die entourage, het gebrek aan spanning... Dat vond ik ook. Maar intussen weet ik dat het nog erger kan", zegt Van Geel tegenover Voetbal International. "Iedere week op kunstgras spelen op vrijdagavond. De ambiance bij vele clubs. Is dat het dan? Daar kun je je vraagtekens bij zetten. Als Jong Ajax met David Neres, Mateo Cassierra en Dennis Johnsen, met een voorhoede van tig miljoen, speelt tegen clubs als FC Oss, Helmond Sport en Telstar met verdedigers die misschien tweeduizend euro per maand verdienen. Is dat gezond? Is dat goed voor een competitie?"
Ajax en PSV gaven aan dat de stap naar de Eredivisie makkelijker is voor talenten, wanneer zij al ervaring hebben in de Jupiler League. Sinds het seizoen 2013/14 heeft dat volgens Van Geel weinig opgeleverd. "Hoeveel spelers breken er door? We zijn nu vier jaar later en kijk naar Jong Ajax. Van de dik twintig spelers is alleen Bazoer echt doorgebroken. Zou die er anders niet zijn gekomen? Kijk hier, PSV, 23 spelers. Jorrit Hendrix, Joshua Brenet. De rest is allemaal weg. Kijk dan naar de eigen talenten bij de eerste selectie", aldus Van Geel. "Onze prioriteit ligt bij een sterke eerste selectie en ik zie daarvoor geen meerwaarde in die piramide."